Vlaanderen loopt voorop in Europa in de transitie naar een circulaire economie. Dat laat zich al stevig voelen in de praktijk, en dit in tal van uiteenlopende sectoren. Niet in het minst in de afvalverwerking.
Het probleem van de klimaatopwarming is niet alleen een energieprobleem. Integendeel, de ontginning van grondstoffen en het transport, de productie en het gebruik van materialen en goederen is goed voor zestig procent van de mondiale broeikasemissies. Een duurzaam beheer van de materialenstock van onze planeet is dus hoogstnoodzakelijk. En dat beheer vraagt om circulaire economische strategieën en toepassingen. Het is niet overdreven om te stellen dat de transitie naar een circulaire economie er tegelijk een is naar een leefbare planeet. Dat staat in schril contrast tot een economie gebaseerd op business as usual, waarin er geen rem staat op het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde.
Verder op de ingeslagen weg
Vlaanderen heeft dat goed begrepen. ‘Circulair’ is hier allang geen idee of theoretisch concept meer. In tal van sectoren, heel uiteenlopende ook, wordt het al in de praktijk toegepast. Met dank aan de vele stakeholders die circulaire oplossingen ontwikkelen, ze helpen opschalen, ze naar de markt brengen of er – langs de andere economische kant – een beroep op doen. Onder die oplossingen bevinden zich ook cleantech-innovaties: het zijn producten en diensten die de nog jonge circulaire economie in Vlaanderen vooruit stuwen. Op het vlak van ‘circulair’ bevindt Vlaanderen zich in de Europese voorhoede. Die koppositie kan het alleen maar behouden door op de ingeslagen weg verder te gaan.
Vlaanderen mag dan een relatief kleine regio zijn, op economisch vlak staat het wel degelijk heel sterk. Dat heeft het in niet geringe mate te danken aan de geografische positie en de grote havens, die van Vlaanderen een logistieke hub maken voor primaire grondstoffen, halffabricaten en afgewerkte producten. Tegelijk liggen er daardoor vele kansen om de economie circulair te maken.
Vlaamse bedrijven worden steeds beter in het creëren van zogeheten ‘toegevoegde circulaire waarde’. Dat doen ze door producten slimmer te ontwerpen zodat deze gemakkelijk kunnen worden hersteld, geüpgraded, gedemonteerd of getransformeerd in nieuwe, andere producten. De materialen die daarbij worden gebruikt zijn afkomstig uit recyclage of hebben een bio-gebaseerde herkomst. En natuurlijk zijn ze ook recycleerbaar of bio-afbreekbaar als de levensduur van de producten erop zit.
Wanneer is een economie circulair? Wanneer is ze circulair genoeg? De tweede vraag valt moeilijk beantwoorden, want hoe meer circulair hoe beter. Maar 100 procent circulair botst nu eenmaal met de natuurwetten. Toch is dat geen excuus om de ambities te laten verslappen. Zo wil Vlaanderen tegen 2030 zijn materialengebruik met 30 procent verminderen (ten opzichte van 2010). Het is een uitdagend voornemen, en het is ook duidelijk. Dat laatste is belangrijk om zoveel mogelijk stakeholders mee in het bad te trekken en hen de kans te geven zich de kneepjes van het circulaire vak eigen te maken. Vlaanderen Circulair, het ondersteuningscentrum van de Vlaamse overheid voor de circulaire economie, faciliteert deze transitie en volgt ze nauwgezet op.
Thematische Agenda’s
Vlaanderen Circulair werd opgericht in 2017 in de schoot van de Openbare Vlaamse Afvalmaatschappij (Ovam). De publiek-private samenwerking wordt aangestuurd door een twintigtal organisaties: overheden, bedrijven, onderzoeks- en financiële instellingen en middenveldorganisaties. Ze fungeert tegelijk als hub, matchmaker en bron van inspiratie voor de Vlaamse circulaire economie. Tijdens de eerste jaren focuste Vlaanderen Circulair vooral op bewustmaking en op het smeden van prille samenwerkingsverbanden tussen relevante stakeholders. Maar het zette zijn schouders ook onder pilootprojecten en onder initiatieven voor meer kenniscreatie.
Eens de basis was gelegd verschoof de focus naar de opschaling van circulaire innovaties en naar het vertrouwd maken van organisaties met ‘circulair’. Sinds vorig jaar werken de publieke en private partners binnen Vlaanderen Circulair nauw samen binnen specifieke ‘Thematische Agenda’s’, die zijn gericht op concrete mijlpalen en doelen. Deze Agenda’s zijn geschoeid op Vlaamse leest: ze focussen op de aspecten waarin onze regio uitblinkt: circulair bouwen, circulaire chemie en kunststoffen, water, bio-economie en de voedings- en maakindustrie. ‘Circulair handelen vereist intensief samenwerken’, zo luidt het adagium dat de verschillende Agenda’s met elkaar verbindt. Elke Agenda heeft een publieke en een private trekker, aangevuld met een community van relevante stakeholders. Samen zorgen ze er onder meer via co-creatie voor dat circulaire strategieën en toepassingen zoveel mogelijk worden opgepikt in de specifieke thematische domeinen.
Dit jaar, in 2022, worden de samenwerkingen binnen de Thematische Agenda’s verder versterkt. Ook zal de focus nog sterker op concrete actie komen te liggen. Toch blijft de deur openstaan voor stakeholders die geïnteresseerd zijn maar nog niet betrokken. Vlaanderen Circulair zal ook nauw samenwerken met verschillende expertgroepen om obstakels in de transitie naar een circulaire economie uit de weg te ruimen en om sneller vooruitgang te boeken. De hefbomen waarvan het zich daarvoor bedient zijn een wettelijk en fiscaal kader, financiering van circulaire strategieën, circulaire aankoopprocedures, onderzoek en innovatie, nieuwe businessmodellen en jobs en vaardigheden in de ontluikende circulaire economie.
Het team van Vlaanderen Circulair is voornamelijk een facilitator voor samenwerking rond ‘circulair’. Dit terwijl het Circular Economy Policy Research Centre, samen met VITO, de wetenschappelijke onderbouwing leveren. Daarbij hoort ook een soort van barometer om de voortgang op het vlak van ‘circulair’ te kunnen monitoren. Op 22 november 2021 werd de Vlaamse CE Monitor gelanceerd, met een honderdtal indicatoren die de impact tonen van al dat getimmer aan de circulaire transitie op de Vlaamse economie en samenleving.
Brigitte Mouligneau, Transition Manager bij Vlaanderen Circulair
Sloopwijzer-tool brengt materialenstock in kaart
Vlaanderen wil dus tegen 2030 zijn materialengebruik met 30 procent verminderd zien. Circulair bouwen kan daartoe bijdragen, en wel door materialen en grondstoffen van gesloopte gebouwen zoveel mogelijk te hergebruiken of recycleren. Om die praktijk te faciliteren ontwikkelde VITO de Sloopwijzer-tool. Die maakt een inschatting van de materialenstock van een gebouw, wijk of hele stad of gemeente. Zo verschaft de tool inzicht in welke materialen en grondstoffen (en in welke hoeveelheden, gewichten en vormen) er in en uit een afgebakend gebied gaan. Dit soort concrete informatie is nodig voor sectoren als de afvalverwerking en -recyclage maar ook de bouw en de transportsector om meer circulair te gaan ondernemen. Want zo kunnen die bedrijven in die sectoren weten waaraan ze zich kunnen verwachten, zodat ze hun activiteiten daarop kunnen toespitsen.
De Sloopwijzer-tool functioneert op basis van beelden van gevels van huizen en gebouwen gemaakt vanuit de straat, bijvoorbeeld door Google Street View®. Op die beelden wordt artificiële intelligentie losgelaten om specifieke bouwelementen zoals ramen en raamprofielen, maar ook specifieke materialen te kunnen herkennen. De tool werd vorig jaar toegepast op de stad Leuven en werkt semi-automatisch. Aan het selecteren van de beelden in de toolsoftware komt nog wat mensenwerk te pas, maar daarna verloopt alles automatisch. De einduitvoer van de tool geeft uiteindelijk aan hoeveel van een bepaald bouwelement of materiaal er aanwezig is in een gebouw.
Om tot een geaggregeerd resultaat voor een ‘gescand’ gebied te komen en te weten hoe de precieze hoeveelheden bouwelementen en materialen verspreid zijn over het lokale gebouwenbestand, is echter nog extra ontwikkeling nodig. Die informatie kan niet alleen interessant zijn voor de hierboven genoemde bedrijven, maar ook voor beleidsmakers. Die kunnen er dan bijvoorbeeld markteconomische studies op baseren rond renovaties.
Tachtig procent betrouwbaar
De komende maanden en jaren zal de Sloopwijzer-tool verder op punt worden gesteld. Er is immers nog ruimte voor verbetering. De technische uitdaging is dan ook groot: gevels van huizen of gebouwen moeten bijvoorbeeld goed zichtbaar zijn, en dat is vaak niet het geval door geparkeerde auto’s of bomen. Daarnaast is ook het algoritme dat via deep learning wordt getraind op duizenden beelden van bouwelementen en materialen, niet perfect. Momenteel haalt de tool een betrouwbaarheid van tachtig tot negentig procent. Dat wil zeggen dat er nog gemiddeld 10 à 20 procent fout wordt gedetecteerd.
Het gebruik van straatbeelden is dan weer een troef van de Sloopwijzer-tool. Behalve Google Street View® kunnen immers ook camera’s worden ingeschakeld op voertuigen die sowieso frequent door straten passeren, zoals vuilniswagens, postfietsen- en auto’s en het openbaar vervoer.
Yoko Dams, Research team lead VITO