De transitie naarDe transitie naar een duurzaam, op hernieuwbare bronnen gebaseerd energiesysteem doet de nood aan herlaadbare accu’s exploderen. En dus ook de vraag naar grondstoffen zoals lithium, nikkel en kobalt. Ontginning van ‘metaalknollen’ in de diepzee kan soelaas bieden. Het zou ook een welgekomen alternatief zijn voor de vaak problematische winning van kritische batterijgrondstoffen op land.

De cijfers laten weinig aan de verbeelding over. Volgens het International Energy Agency (IEA) zal de vraag naar lithium, grafiet, kobalt en nikkel de komende jaren enorm stijgen, minstens met een factor twintig voor nikkel en voor lithium zelfs met een factor 42. De reden is de transitie naar een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energie. Dat systeem is sterk geëlektrificeerd en berust op een grote opslagcapaciteit. De transitie doet kortom de nood aan herlaadbare batterijen enorm stijgen. En laat de vermelde grondstoffen net cruciaal zijn voor de productie van bijvoorbeeld accu’s van elektrische voertuigen. De boodschap van IEA-directeur Fatih Birol toen hij vorig jaar bovenstaande cijfers vrijgaf, was dan ook niet mis te verstaan: ‘We stevenen af op een mismatch tussen de klimaatambities van de wereld en de beschikbaarheid van kritische grondstoffen om die te kunnen realiseren.’

Recyclage
Terwijl iedereen het erover eens is dat we zo spoedig mogelijk moeten evolueren naar een circulaire economie, bevat de huidge samenleving niet genoeg metalen om te recycleren. Volgens hetzelfde IEA rapport zal recyclage slechts 10% van de nood aan primaire metalen kunnen voldoen tegen 2040. 

Een onzekere bevoorrading
Een belangrijk probleem met de huidige aanvoer van kritische batterijgrondstoffen, die dus ver van toereikend is voor de almaar toenemende vraag te kunnen voldoen, is dat hij onzeker is. De ontginning maar ook de verwerking van de grondstoffen zijn geografisch zeer sterk geconcentreerd. Zo komt 70 procent van het gebruikte kobalt vandaag uit Congo, en wordt 60 procent ervan verwerkt in China. Dat strookt niet met een gezonde bevoorradingszekerheid, want die is net gebaat bij veel meer diversiteit langs de aanbodkant.

Daarnaast is er ook de problematische impact van de ontginning en verwerking op het lokale milieu. Nu bereikbare, rijke ertsreserves uitgeput raken en mijnbouwbedrijven op zoek moeten naar nieuwe locaties, stijgt de ecologische en klimaatvoetafdruk van de ontginning. De nieuwe mijnen liggen vaak in gebieden met een rijke maar kwetsbare biodiversiteit zoals de nikkelmijnen in Indonesië. Die activiteiten creëren ook een residustroom, die vaak toxisch is en moet worden afgevoerd. Tot slot is er ook de sociale impact van de ontginning. De mensonterende manier waarop bijvoorbeeld in Congo vaak kobalt wordt gewonnen, bezorgt de batterijen die ermee worden gemaakt niet bepaald een positief imago.

Metaalknollen voor het oprapen
De wereld heeft dus dringend nood aan een duurzame, sociaal verantwoorde bron van kritische batterijgrondstoffen. Het goede nieuws is dat die bestaat en zelfs goed gekend is. Op de oceaanbodem liggen, verspreid over de wereld, miljarden zogeheten metaalknollen te wachten tot ze worden opgeraapt. De vuistgrote, bolvormige minerale afzettingen zijn in de loop van miljoenen jaren gevormd waarbij verschillende mineralen in het sediment en de waterkolom zich hebben afgezet rond een nucleus, vaak een tand of een stukje bot. De knollen bevatten verschillende metalen zoals mangaan, nikkel, koper en kobalt. De tot nog toe rijkste bekende ‘diepzeemijn’ ligt in de Stille Oceaan op een diepte van vijf kilometer onder het wateroppervlak. Deze zogeheten Clarion Clipperton Zone (CCZ) bevat twee keer meer nikkel en drie keer meer kobalt dan alle bekende ertsreserves op het land. Doordat er vier metalen samen in de knollen voorkomen is de CCZ bovendien in feite een combinatie van meerdere landmijnen, want op land kom je deze vier metalen niet samen tegen in één mijn.

Doordat de metalen zomaar kunnen worden opgeschept, is het energieverbruik van de ontginning, de productie van afval en de verstoring van de omgeving minimaal. Bovendien is de diepzeemijnbouw, hoewel ze vandaag nog niet bestaat, nu al zeer strak gereguleerd. De CCZ valt onder de bevoegdheid van de International Seabed Authority (ISA), die onder de vlag van de Verenigde Naties de internationale wateren reguleert. De ISA staat op het punt erg strenge normen op te leggen aan al wie de diepzeebodem mineralogisch wil gaan ontginnen. Die moeten garanderen dat de mariene omgeving en biodiversiteit in de diepzee beschermd wordt door het aanduiden van beschermde gebieden waar geen mijnbouw wordt toegelaten. Bovendien moeten de royalty’s van de diepzeemijnbouw op een faire manier worden verdeeld onder de mensheid met nadruk op ontwikkelingslanden.

De ontplooiing van de diepzeemijnbouw past binnen een mondiale, zelfs planetaire benadering om de natuurlijke hulpbronnen van de aarde op een zo verantwoorde manier aan te wenden voor de transitie naar een duurzaam energiesysteem. Daarin kunnen mijnbouw op land en diepzeemijnbouw niet los van elkaar gezien worden.

Kris Van Nijen, managing director van Global Sea Mineral Resources